Percolatie- of infiltratietest
Kennis omtrent de doorlatendheid van de bodem is belangrijk om na te gaan of de bodem geschikt is voor de infiltratie van regenwater of gezuiverd afvalwater.
Om de doorlatendheid van de ondergrond te kennen, kan er een percolatietest (of een infiltratietest) uitgevoerd worden.
Er bestaan verschillende in-situ manieren om dit te bepalen:
- Hooghoudt-methode
- Boorgatmethode voor verzadigde bodems
- Tot een bepaalde diepte onder het grondwaterpeil wordt een gat geboord. Eens het grondwater terug op zijn oorspronkelijke peil staat, wordt het water weggepompt waarna met een vlotter wordt bepaald hoe snel het waterniveau stijgt.
- Omgekeerde boorgatmethode voor onverzadigde bodems.
- In dit geval wordt er water in het boorgat gepompt en na verzadiging van de bodem wordt bepaald hoe snel het waterniveau daalt.
- Boorgatmethode voor verzadigde bodems
Dubbele ringinfiltrometer
Deze methode wordt gebruikt om de doorlatendheid van de oppervlakkige grondlagen te bepalen.
De dubbele ringinfiltrometer bestaat uit 2 ringen met een verschillende diameter die in elkaar staan. Deze ringen worden deels in de grond gedrukt en deels met water gevuld.
Het water uit de buitenste ring doet dienst als een soort buffer om te zorgen dat het water in de binnenste ring quasi enkel verticaal infiltreert.
- De doorlaatbaarheid van de bodem kan ook bepaald worden met behulp van een peilbuis. Na het leegpompen van de peilbuis, wordt de stijgingssnelheid van het grondwater opgemeten.
De gemeten waarden worden vertaald in een doorlatendheidsfactor van de verschillende lagen.